Prioriteiten

Anita Winter

COLUMN


Hoewel ik voor kerkse begrippen ‘jong’ ben – dat wil zeggen jonger dan zestig – voel ik me soms best oud. Omdat ik meer geschiedenis heb, betrap ik me erop dat ik dingen steeds vaker met ‘vroeger’ vergelijk. Om vervolgens tot de conclusie te komen dat dat eigenlijk onmogelijk is. Alleen al omdat situaties in een verschillende tijden spelen, met een andere tijdgeest en andere mogelijkheden, zijn ze niet hetzelfde.

Neem bijvoorbeeld het woningtekort. Toen ik in de jaren tachtig van de vorige eeuw in Amsterdam verdeelde de gemeente nog grotendeels de sociale huurwoningen. Wachttijden verschilden per buurt en varieerden van drieënhalf tot negen jaar. Als je voor een woning in aanmerking wilde komen, moest je je inschrijven bij Herhuisvesting. Om je te kunnen inschrijven moest je minimaal achttien jaar zijn en tenminste twee jaar ingeschreven staan op een adres in Amsterdam. Mensen van buiten Amsterdam moesten dus òf in de vrije sector huren òf bij iemand inwonen. Zelf heb ik vijfenhalf jaar op een zolderkamer gewoond met elektra, maar zonder gas. Ik kookte op een campinggasstel en verwarmde de kamer met een butagaskachel. Prehistorisch, vinden onze kinderen.

Tegenwoordig schrijf je je in bij Woningnet. Wachttijden zijn in Amsterdam tegenwoordig standaard negen jaar of meer. Ik heb me wel eens afgevraagd waarom jongeren niet net als ik vroeger(!) met minder luxe genoegen nemen en bij iemand gaan inwonen. Totdat ik me realiseerde dat veel zolderkamers inmiddels zijn omgebouwd tot luxe appartementen met overeenkomstige huurprijzen en dat bij iemand inwonen automatisch betekent dat jij en je gastheer/vrouw kostendelers worden, wat voor mensen met een uitkering (inclusief AOW) financiële gevolgen heeft. Wat is beter, waar leg je je prioriteit: lang op een luxe woning wachten of snel iets vinden en meer dan vijf jaar primitief wonen?

Slingerbewegingen zie je overal, ook in de kerk. In de jaren zeventig en tachtig was er binnen de kerken meer sociale controle: als je een keer niet in de kerkdienst was geweest, werd er ‘gecontroleerd’ waarom niet. Maar men voelde zich ook meer verantwoordelijk voor het geheel van de gemeente. Als iemand gevraagd werd voor een ambt of taak, werd dat gezien als een eer, maar ook als een plicht ten opzichte van de gemeente die daarmee haar vertrouwen in hem of haar uitsprak. Wie geen tijd had, maakte tijd. Tegenwoordig worden we niet meer op kerkbezoek gecontroleerd, maar de verantwoordelijkheid voor het geheel van de gemeente lijkt navenant te zijn afgenomen. Er is andere sociale druk voor in de plaats gekomen: iedereen wordt geacht (langer door) te werken, het liefst fulltime, en indien nodig mantelzorg te verlenen.

Toch hoef je niet met slingerbewegingen mee te gaan en kun je je eigen prioriteiten stellen. Zo is er in de Kruiskerk is iemand minder gaan werken (en minder verdienen!) om een belangrijke taak in de kerk op zich te nemen.

Vacatures zijn er genoeg, dus: wie volgt?

Anita Winter, 28 februari 2020