Welke vormen van kerk-zijn kent de Protestantse Kerk?

GASTCOLUMN

Ds. Burret Olde


Met pioniersplekken, kerngemeenten en met mogelijkheden voor ‘kleine gemeenten lichter ingevuld’ lijkt het aantal vormen van kerk-zijn binnen het mozaïek van kerkplekken toegenomen. Wat kenmerkt deze vormen? En welke voorwaarden gelden er voor deze verschillende vormen van kerk-zijn?

De basis van de gemeente staat in artikel IV van de kerkorde beschreven: ‘De gemeente, daartoe begenadigd door de Geest, is geroepen tot de dienst aan het Woord van God in de prediking van het Evangelie en de viering van doop en avondmaal in de openbare eredienst, in de dienst van de gebeden, in de missionaire arbeid, in het diaconaat, in de herderlijke zorg,  in de geestelijke vorming, en ook in alle andere arbeid tot opbouw van het lichaam van Christus.’ Dat is het uitgangspunt voor elke vorm van kerk-zijn. De kerkorde beschrijft in ordinantie 2, artikel 1, vervolgens: ‘Een gemeente is de gemeenschap die, geroepen tot eenheid, getuigenis en dienst, samenkomt rondom Woord en sacramenten.’ Ordinantie 2 bevat meer artikelen over de gemeente. Generale Regelingen beschrijven bovendien de uitwerking van sommige artikelen uit de kerkorde.

Al langer bestaande vormen

Naast nieuwe vormen van kerk-zijn en vormen van samenwerking tussen gemeenten kent de kerkorde al lange tijd de vormen ‘buitengewone gemeenten, (wijk)gemeenten van bijzondere aard, missionaire (wijk)gemeenten en huisgemeenten’. In ordinantie 2 van de kerkorde, artikel 5, worden deze vormen beschreven. Over buitengewone gemeenten schrijft de kerkorde: ‘Indien een gemeenschap van christenen de generale synode daarom verzoekt en deze gemeenschap instemt met het belijden van de kerk, kan de synode – gehoord de daarvoor in aanmerking komende organen van de kerk – besluiten deze gemeenschap als een buitengewone gemeente op te nemen in de kerk.’ Voorbeeld hiervan is de protestantse gemeente PERKI, waarvan veelal Nederlanders met een Indonesische achtergrond lid zijn.

Over gemeenten van bijzondere aard schrijft de kerkorde: ‘Het breed moderamen van de classicale vergadering kan – op verzoek en ten behoeve van leden van de kerk die in een bijzondere situatie verkeren en gehoord de kerkenraden van de betrokken gemeenten – deze leden samenbrengen in een gemeente van bijzondere aard.’ Dit betreft doorgaans een gemeente waarvan de leden zich hebben uitgesproken voor een gemeente met een kerkelijke ligging die verschilt van de naburige gemeenten.

De missionaire gemeente

Over de missionaire gemeente schrijft de kerkorde het volgende: ‘Een missionaire gemeente is een (wijk)gemeente in wording die gevormd wordt met het oog op missionaire arbeid en die niet voldoet aan de in artikel 8 genoemde voorwaarden voor de vorming van een nieuwe gemeente. (…) De leiding van de missionaire gemeente berust bij een commissie die werkt in opdracht van, onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de ambtelijke vergadering die het besluit tot vorming heeft genomen.’ De missionaire (wijk)gemeente heeft dus geen eigen rechtspersoonlijkheid. De eindverantwoordelijkheid ligt bij een zendende kerkenraad of de classicale vergadering. De sacramenten kunnen gevierd worden met een predikant die betrokken is bij de missionaire (wijk)gemeente of met gastpredikanten. Het is aan te bevelen om de (financiële) afspraken met de zendende gemeente vast te leggen in de plaatselijke regeling. Missionaire gemeenten hoeven niet mee te doen in classicaal verband. Ze mogen wel meedoen in de landelijke leergemeenschap voor nieuwe gemeenten. Wat hier geldt voor een missionaire gemeente geldt ook voor een missionaire wijkgemeente.

De huisgemeente

De kerkorde schrijft in ordinantie 2, artikel 10 t/m 13, over huisgemeenten: Daar waar een gemeente opgeheven is kan een huisgemeente worden gevormd als een kleinschalige gemeenschap die samenkomt om te vieren, te leren en te dienen. Deze huisgemeente wordt gevormd bij besluit van de classicale vergadering. Deze huisgemeente wordt geleid door een commissie die werkt onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de kerkenraad van een naburige gemeente dan wel de classicale vergadering.’ De zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van deze huisgemeente berust bij de classicale vergadering dan wel een naburige kerkenraad. In een aantal classes zijn gesprekken over de opheffing van een te kleine gemeente gaande. Dat leidt veelal tot samenwerking met een naburige gemeente en tot nu toe bijna niet tot opheffing en daarna tot een ‘doorstart’ als huisgemeente. In de provincie Utrecht is wel een huisgemeente opgericht, in Groenekan. Een startende geloofsgemeenschap die binnen de Protestantse Kerk een erkende vorm van kerk-zijn wil worden, kan geen huisgemeente vormen. Dat hoeft ook niet. Er zijn immers mogelijkheden om een pioniersplek, monastiek initiatief of kliederkerk te beginnen.

‘De kleine gemeente’

Gemeenten met minder leden noemt men doorgaans ‘kleine gemeenten’. Kerkordelijk gezien is ‘de kleine gemeente’ geen aparte vorm van kerk-zijn. Kleine gemeenten dienen uiteraard ook te voldoen aan de kerkorde, zoals de samenstelling van de kerkenraad en het aantal van minimaal zeven ambtsdragers. Kleine gemeenten die structureel niet langer aan dit minimum kunnen voldoen, kunnen overleggen met het breed moderamen van de classicale vergadering over de vraag hoe de basistaken van de gemeente met een kleinere kerkenraad, met inzet van gemeenteleden, toch naar behoren kunnen worden uitgevoerd. Het breed moderamen kan daarbij aanvullende maatregelen nemen, bijvoorbeeld ambtsdragers uit naburige gemeenten inschakelen, samenwerking met andere gemeenten zoeken of – op het terrein van het beheer – het toezicht intensiveren. Ook bij een kleinere kerkenraad geldt dat alle ambten vervuld moeten kunnen worden. Het minimumvereiste voor het aantal aanwezige ambtsdragers om als kerkenraad besluiten te kunnen nemen (het quorum), stelde de synode op drie personen. Hier blijft de algemeen geldende norm voor behoorlijk bestuur van belang.

De pioniersplek

Een pioniersplek is een nieuwe vorm van kerk-zijn die bedoeld is voor mensen die niet (meer) naar een kerk gaan. Pioniersplekken kunnen verschillende vormen hebben. Samen met enthousiaste buurt- en/of kerkgenoten experimenteert de pionier met nieuwe vormen van vieren, ontmoeten, bezinnen en zingeven, van samen het leven delen met mensen uit de buurt. De dienstenorganisatie biedt begeleiding. Bij pionieren gaat het niet om zomaar een leuke activiteit, maar om het zoeken en vinden van een nieuwe vorm van kerk-zijn die zich in de loop van enkele jaren moet ontwikkelen. Op bestuurlijk niveau kan de pioniersplek de zaken eenvoudig maar verantwoord regelen. Zolang de stap naar kerngemeente (nog) niet gemaakt wordt, zijn er geen ambtsdragers. De Protestantse Kerk hanteert drie uitgangspunten: Er moet afstemming op de omgeving zijn: door te luisteren naar wat in de omgeving speelt, er wordt gewerkt vanuit een gedeeld geloof, en er is sprake van duurzame gemeenschapsvorming op langere termijn.

Er zijn momenteel 153 pioniersplekken.

Monastiek kerk-zijn

Op een aantal plekken komen monastieke initiatieven op die verwant zijn aan of geïnspireerd door de kloostertraditie. Het gaat dan niet alleen om spirituele praktijken zoals retraites en pelgrimages, stiltevieringen en getijdengebeden, christelijke meditatie en lectio divina, maar ook om vormen van gemeenschapsleven zoals christelijke leefgemeenschappen en stadskloosters. Een aantal van deze initiatieven heeft de status van pioniersplek. De Protestantse Kerk wil deze groeiende monastieke beweging versterken en biedt daarvoor ondersteuning. Een voorbeeld is Nijkleaster in Jorwerd.

De kliederkerk

Het doel van kliederkerken is dat gezinnen elkaar leren kennen, een gemeenschap vormen, en op creatieve wijze ontdekken wat het betekent om in God te geloven en Jezus te volgen in het dagelijks leven. Kliederkerken zijn er in verschillende soorten en maten: van een activiteit van een gemeente tot een pioniersplek. Een doorsnee kliederkerkviering duurt ongeveer twee uur en bestaat uit drie onderdelen: samen ontdekken, samen vieren en samen eten. Er zijn momenteel bijna 200 kliederkerken.

De kerngemeente

Een kerngemeente is een lichtere vorm van kerk-zijn, die ontstaan is uit de beweging van pioniersplekken en de wens om zelfstandig te worden. In dit geval wordt de pionier doorgaans ouderling. Daarmee mag hij/zij de ambtelijke werkzaamheden uitvoeren die normaal door een predikant worden vervuld. Het is een hulpconstructie waartoe de synode in 2019 heeft besloten. Voorbeeld is de kerngemeente in de wijk Spangen in Rotterdam.

Kenmerken en voorwaarden voor de kerngemeente zijn:

  1. De kerngemeente heeft een eigen rechtspersoonlijkheid; de ambtelijke eindverantwoordelijkheid ligt volledig bij de kernraad.
  2. De kernraad is een zelfstandige kerkenraad en heeft ten minste drie ambtsdragers (ouderling, diaken en ouderling-kerkrentmeester).
  3. Een van de ambtsdragers moet de bevoegdheden van een predikant hebben. Dit kan een predikant, een kerkelijk werker of een ‘lekenvoorganger’ zijn.
  4. Er moeten ten minste tien betrokkenen als (gast)lid van de kerngemeente geregistreerd zijn.
  5. Lokale en/of regionale verbinding met een (of meer) nabije protestantse gemeente(n) is vereist.
  6. Diverse afspraken met één of meer gemeenten kunnen worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst op basis van ordinantie 2-7.
  7. Kerngemeenten vallen onder toezicht en opzicht van de classis, maar hoeven niet te participeren in de classicale vergadering. Ze moeten wel meedoen in de landelijke leergemeenschap voor nieuwe gemeenten.
  8. Kerngemeenten dragen af voor het werk van de landelijke kerk.

(Voor wie verder wil lezen: Vergelijking van ecclesiologische essenties voor ‘kerngemeenten’, een download.)

Samenwerkingsvormen en lichter kerk-zijn

Gemeenten kunnen ook op allerlei terreinen en in verschillende mate met elkaar samenwerken. Mede dankzij ‘Kerk2025’ is daar veel ruimte voor. ’Wanneer gemeenten structureel op één of meer gebieden samenwerken, is er volgens de kerkorde sprake van een samenwerking. De breed moderamina van de classicale vergaderingen ondersteunen kleine gemeenten met maatwerk ten aanzien van samenwerking. Samenwerking kan leiden tot samenvoeging. In de kerkorde staat samenwerking in ordinantie 2, artikel 7, beschreven:

  1. Gemeenten kunnen met elkaar samenwerken cf. de generale regeling.
  2. Bij langdurige samenwerking kan een samenwerkingsorgaan gevormd worden.
  3. Langdurige samenwerking is mogelijk zowel voor het geheel als voor delen van het leven en werken van gemeenten.
  4. Bij bepaalde vormen van samenwerking is het mogelijk dat de kerkenraden en/of colleges de verzorging van de gemeenschappelijke belangen opdragen aan het samenwerkingsorgaan.
  5. Kerkenraden en/of colleges kunnen bevoegdheden overdragen aan het samenwerkingsorgaan. Overdracht en beëindiging van de overdracht kan alleen met goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering.
  6. In bijzondere omstandigheden kan de classicale vergadering besluiten gemeenten in een samenwerkingsverband onder te brengen indien gebleken is dat ten minste één van deze gemeenten geen mogelijkheid meer heeft om als zelfstandige gemeente volgens de orde van de kerk voort te bestaan. Dit besluit wordt niet genomen voordat de kerkenraden en de leden van de betreffende gemeenten de gelegenheid hebben gehad hun mening kenbaar te maken. Indien een evangelisch-lutherse gemeente betrokken is, hoort de classicale vergadering vooraf de evangelisch-lutherse synode.

Het rapport ‘Lichter ingevuld’ pleit ten eerste voor bezinning op het kerk-zijn, en vervolgens voor eenvoud in bestuursstructuur, onderscheid in tijdelijke en structurele aanpassingen, differentiatie in wat specifiek lokaal kan en wat alleen samenwerkend kan, én maatwerk. De breed moderamina van de classicale vergaderingen kunnen de mogelijkheden van maatwerk uiteenzetten. 

Binnen gemeenten met twee of meer wijkgemeenten kunnen wijkgemeenten onder leiding van de wijkkerkenraden op allerlei terreinen en in verschillende mate ook samenwerken. Wanneer twee wijkkerkenraden intensiever wensen samen te werken, is overleg met de Algemene Kerkenraad noodzakelijk. Deze heeft immers als een van zijn taken ‘het overleg met de wijkkerkenraden over de taak en de samenwerking van de delen in het geheel van de gemeente’, cf. ordinantie 4, artikel 7, lid 2.

In gesprek over de toekomstgerichte gemeente

Voor elke vorm van kerk-zijn is het raadzaam deel te nemen aan de gesprekken over de toekomstgerichte gemeente binnen de Protestantse Kerk, die in het komende seizoen gevoerd gaan worden. Voor elke vorm van kerk-zijn gelden de vijf basistaken die aan het begin van dit artikel vermeld zijn, cf. artikel IV van de kerkorde. Vanwege ‘lichter kerk-zijn’ zijn deze basistaken vertaald in tien essenties. Als een vorm van kerk-zijn structureel niet aan deze vijf basistaken en tien essenties kan voldoen, dient de gemeente of groep na te gaan of zij een geloofsgemeenschap kan blijven, en dient zij in overleg te treden met de classicale vergadering. Onder het motto ‘Van U is de toekomst’ gaan alle vormen van kerk-zijn binnen het mozaïek van de Protestantse Kerk samen verder.

Ds. Burret Olde

specialist gemeenteontwikkeling dienstenorganisatie Protestantse Kerk


bron: Protestantse Kerk