Psalm 71

MET PSALMEN DE CRISIS DOOR (9)

Ds. Sieb Lanser


De tijd maakt vaal, onooglijk en krom
en breekt er alle kracht en brengt ze om;
ik riep: is er iets triesters dan de dood?
het klonk: de ouderdom, de ouderdom.
J.H. Leopold (1865-1925),uit: Oostersch (1924)

Genesis
Oud worden is het eindelijk vermogen
ver af te zijn van plannen en getallen;
een eindelijke verheldering van ogen
voordat het donker van de nacht gaat vallen.

Het is een opengaan van vergezichten,
een bijna van gehavendheid genezen,
en aan de rand der tijdeloosheid wezen.
Of in de avond gij de zee ziet lichten.

Het is, allengs, een onomstotelijk weten
dat gij vernieuwd zult wezen en herschapen,
wanneer men van u schrijven zal: ‘ontslapen’.
Wanneer uw naam op aarde is vergeten.
Ida Gerhardt (1905-1997), uit: Het Sterreschip (1979)

Beste gemeenteleden,

Je kunt heel verschillend denken over de ouderdom en mensen beleven die ook verschillend. Ook bovenstaande gedichten getuigen daarvan. Tijdens deze coronacrisis gaat het vaak over ouderen, over 70plussers. Maatregelen dienen o.a. om onze ‘kwetsbare ouderen’ te beschermen. Dat heeft ingrijpende gevolgen: ouderen die hun kinderen of kleinkinderen niet of veel minder zien. Als ze al komen, dan op gepaste afstand of in de tuin. De regels voor de verpleeghuizen worden iets versoepeld, maar het verdriet en de eenzaamheid zijn groot. Hoewel ik vandaag in de krant las dat het wegblijven van bezoek en het vervallen van activiteiten sommige bewoners ook goed doet. Veel van onze oudere gemeenteleden missen het bij elkaar komen tijdens de zondagse kerkdienst en bij andere kerkelijke activiteiten.

Zoals de ouderdom verschillend kan worden beleefd, zo geldt dat ook voor de richtlijnen van de overheid. Sommigen zijn blij dat er rekening wordt gehouden met hun leeftijd en kwetsbaarheid, anderen willen beslist niet het label ‘kwetsbaar’ krijgen opgeplakt vanwege hun 70plus zijn. Sommigen nemen zelf distantie in acht, anderen spreken van leeftijdsdiscriminatie als ze geweerd zouden worden uit kerkdiensten.

Vorig jaar woedde in ‘Trouw’ een discussie over hoe je vitale ouderen zou moeten noemen: yeps (young elderly persons) of vitalo’s of… Ophef ontstond er onlangs over uitspraken als van Marianne Zwagerman, die in een column stelde dat de corona-zeis door het dorre hout gaat; of van Jort Kelder die zei dat we met de lockdown te dikke 80plussers aan het redden zijn.

Ik moest denken aan de klacht van de dichter van psalm 71:
Verstoot mij niet nu ik oud word,
verlaat mij niet nu mijn kracht bezwijkt.
Mijn vijanden spreken over mij,
ze loeren op mij en spannen samen,
ze zeggen: ‘God heeft hem verlaten,
jaag hem op, grijp hem, niemand die hem redt.’

De dichter, die van jongs af aan op God heeft vertrouwd en zich door Hem gedragen heeft geweten, roept nu God te hulp:
Nu ik oud en grijs ben,
verlaat mij niet, o God,
zodat ik het nageslacht, elk nieuw kind,
kan verhalen van de macht van uw arm. 

Die laatste regels intrigeren mij. De ouderen hebben ons iets te vertellen. Ze geven de verhalen van God en de mensen door, maar ook waarden die in deze coronacrisis heel actueel zijn. ‘Je bent jong en je wilt wat’ – tja, nu blijkt dat veel van wat je wilt, niet kan, misschien wel nooit meer kan. Ouderen kunnen ons de waarde leren van het onthaasten, van het omzien naar de ander, van het vertrouwen op God in plaats van op de mammon. Het leven is lang niet altijd maakbaar, wat ook blijkt als de ouderdom met gebreken komt. Als je afhankelijker wordt van anderen werpt dat een bepaald licht op een doorgeslagen denken over autonomie. Gaat de corona-zeis door het dorre hout of maakt de coronacrisis ons wijs met grijs?

Tot slot een gebed bij Psalm 71 van Sytze de Vries:

In de stilte
van het wachten,
in het ongewisse
zoeken,
weerloos klein –
speur ik
waar Gij mij wilt kennen.

Schimmen jagen,
mensen snellen,
strooien woorden,
gaan voorbij –

Gij verbergt U
in de stilte
maar ik weet U
rakelings
dichtbij
als een lied
dat in mij zingt.

Langs de randen,
dit terzijde
waar mijn leven
aarzelend
tot stilstand komt –
zoek ik U,
ik tast en fluister
tot uw Naam
ook binnen in mij
als een bloem
zich open vouwt.
En Gij zet U
zwijgend naast mij
als een stille, goede vriend.

Als de schaduwen
gaan spoken
en als reuzen
mij bedreigen,
alle zicht verduisterd wordt, –
wees mij dan
de stille vlam
die geen weer of wind
kan doven.

Breng mijn onrust
tot bedaren
tot ik rust weer vind
in U.

Met een hartelijke groet,

Sieb Lanser