Psalm 72

MET PSALMEN DE CRISIS DOOR

Ds. Fokko F. Omta


God! Uw recht, aan de koning, geef!  –  Psalm 72

God, uw rechtsuitoefening …

 

 Geef die aan de koning!


Met koningen en machthebbers heeft de bijbel heel wat te stellen. Toen het volk aan Samuel vroeg om een koning, moest die daar niets van hebben. Hij houdt het volk een plaatje voor waar Machiavelli zich goed in zou herkennen. Weet wat je doet, waarschuwt hij het volk: Die koning zal jullie vel over been halen, je dochters opeisen voor zijn hofhouding, je zonen als soldaat of bewerker van zijn akkers, het beste van de opbrengst van het land moet je aan hem afstaan, en je zult kreunen onder de belasting die hij jullie zal opleggen (vgl. I Sam8). Samuel voelt zich gepasseerd. Maar God ziet dat anders. “Ze verwerpen niet jou”, zegt hij tot Samuel, “ze willen MIJ niet meer als koning” (vs.7).

Tegen deze achtergrond kun je psalm 72 nu lezen als spiegelbeeld, waarin de omgekeerde beweging plaatsvindt: Nu roept de dichter als het ware, of God alsjeblieft opnieuw koning wil zijn. “Uw rechtsuitoefening, Uw gerechtigheid: geef die aan de koning!”. En dan volgt een beschrijving van de vrede, welvaart en eerlijkheid die verwezenlijkt zullen worden – zo is de hoop van de dichter – wanneer de koning werkelijk als God zal regeren:

Hij zal de redder zijn der armen,                     Hij helpt met hun bestaan bewogen,
hij hoort hun hulpgeschrei,                               die zijn in vrees verward.
Hij is met koninklijk erbarmen,                        hun bloed is kostbaar in zijn ogen
hun eenzaamheid nabij.                                    Hij draagt hen in zijn hart.

Het is niet moeilijk om in deze mooi berijmde gedachten, de man van Nazareth te herkennen, die in veel Christelijke uitleg als de ultieme belichaming is aangewezen van deze messiaanse koning uit psalm 72. Toch bleef vooral de eerste zin van de psalm bij mij haken, letterlijk is de volgorde:
“God, Uw recht, aan de koning: geef!”. En ik vroeg me ineens af, wat dat vandaag zou betekenen, als we zouden zeggen: God, laat onze regering louter regeren met UW recht, volgens UW rechtvaardigheid. Oei.

Tot nu toe denk ik dat het regeringsbeleid en trouwens ook de positieve instelling van verreweg de meeste Nederlanders in de coronacrisis heel goed passen bij het berijmde citaat. Werkelijk alles is en wordt gedaan om de armen, getroffenen, en meest kwetsbaren zo goed mogelijk te beschermen, hun leven is kostbaar in ieders ogen, met Koningsdag hebben vele artiesten pro Deo hun talenten aangewend om ge-isoleerde ouderen een mooie dag te bezorgen. Ze mogen rekenen op ieders sympathie. En terecht!
Maar hoe gaan we straks verder, want een volgende categorie armen en getroffenen is in de maak: bedrijven, kleine zelfstandigen, ZZP-ers, en talloze werknemers, die daar hun werk en inkomen in hadden. Een voorbeeld: rond Pasen zijn talloze Mattheus-uitvoeringen afgelast. Op Goede Vrijdag konden vier solisten nog een zakcent verdienen in onze dienst. Maar een zeer aanzienlijk deel van hun jaarinkomen was eenvoudig gecanceld. Er dreigt een nieuwe tweedeling tussen degenen wier inkomen eenvoudig verdampt is, en anderen met een keurig vast salaris, dat volledig onaangetast blijft door deze gehele crisis heen.

Mijn punt:
Wat vraag ik nu eigenlijk, als ik zeg: God, geef de regering UW rechtvaardigheid. Wat zou dat goddelijke gevoel van recht kunnen betekenen? Zou het b.v. unfair zijn als er straks een herstelbelasting wordt opgelegd aan degenen wier inkomen in deze crisis onaangetast is gebleven. Een coronabelasting voor ieder met een vast en onaangetast salaris? Zij mogen zich dan herkennen in de koningen en koninginnen die in de psalm ook genoemd worden:

De vorsten van Tarsis, en de kustlanden, laten zij hun geschenk brengen,
de koningen van Seba en Saba, laten ook zij hun schatting  afdragen. 

Corona de baas worden, dat doen we toch samen?!                                 hgr. ds. Fokko F. Omta
(reageren? 06-30346050- f.omta@protestantsekerk.nl)