Psalm 105
MET PSALMEN DE CRISIS DOOR
Ds. Harmen de Vries
Psalm 105 staat ingeklemd tussen Psalm 104 en Psalm 106. Met beide vormt hij een contrast. Bezingt Psalm 104 hoe indrukwekkend God zijn schepping heeft gemaakt en onderhoudt, Psalm 105 verlegt het accent naar Gods verlossende daden: loof de Heer om alles wat Hij voor zijn volk gedaan heeft, vanaf de roeping van Abraham, via de uittocht uit het slavenhuis van Egypte, tot en met de intocht in het beloofde land!
Het contrast met Psalm 106 heeft een ander karakter. Beide psalmen kijken terug naar Gods geschiedenis met Israël. Maar wie beide psalmen na elkaar leest, zal ontdekken dat Psalm 105, anders dan 106, een geflatteerd beeld geeft: het donkere element van Israëls voortdurende ongehoorzaamheid, dat in 106 prominent aanwezig is, is weggefilterd; alle aandacht gaat naar Gods bevrijding.
Psalm 105 is een zonnige psalm. De stormachtige dagen in de liefdesrelatie tussen God en zijn volk, de donkere nachten waarin Gods straffende hand over Israël zichtbaar werd: ze worden eenvoudigweg niet genoemd. Overal schijnt het licht van Gods reddende zegen.
Psalm 105 lijkt me een mooie psalm voor vrijzinnige theologen. Er wordt niet gezeurd over zonde, bekering en verzoening: God is groot en altijd goed. Wat willen we nog meer? Laat de orthodoxie zich maar bezighouden met Psalm 106, met zijn sombere tekening van Israëls voortdurende ondankbaarheid, onder de ‘zware’ inleidende uitroep: ‘Wij hebben gezondigd, evenals onze vaderen’ (vs. 6).
Maar zo werkt het niet. Dat in de canon van de Heilige Schrift beide psalmen na elkaar zijn opgenomen, is niet voor niets. Beide horen bijeen, als het kyrie (Psalm 106) en het gloria (Psalm 105) in onze eredienst. Wat weggefilterd is in Psalm 105, is niet weggelaten vanuit liberale motieven, maar zuiver en alleen om de ‘magnalia Dei’, de grote daden van God, zonder enige schaduwwerking in het volle licht te kunnen plaatsen. Zó functioneerde de psalm ten tijde van koning David, toen de ark van het verbond op feestelijke wijze was overgebracht naar zijn verblijfplaats in Jeruzalem (zie 1 Kron. 16:4vv):
En David stelde voor de ark van de Heer dienaars aan uit de Levieten, om de Heer te loven en te prijzen, met muziekinstrumenten: harpen en citers, cimbalen en trompetten, die voortdurend speelden voor de ark van het verbond van God.
Toen, op die dag, gaf David voor de eerste maal opdracht de Heer aldus te loven:
Loof de Heer, roep zijn Naam aan,
maak onder de volken zijn daden bekend,
zing voor Hem, zing psalmen voor Hem,
maak gewag van zijn al zijn wonderen,
beroem u in zijn heilige Naam ….(Psalm 105:1vv)
Psalm 105 staat, zo schreef ik aan het begin, ingeklemd tussen Psalm 104 en Psalm 106. Alle drie de psalmen geven God de lof die Hem toekomt, om de grootheid van zijn schepping (104) en om het licht van zijn verlossing (105), ondanks het duister van onze ongehoorzaamheid (106).
De drie psalmen vinden in het Nieuwe Testament hun echo, wanneer in het laatste bijbelboek God rond zijn hemelse troon eerst geprezen wordt voor de werken van zijn handen:
U, onze Heer en God, bent het waard
te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht,
want U hebt alle dingen geschapen,
ja, door uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen; (Op. 4:11)
om vervolgens, samen met Christus, geslacht als een offerlam maar verrezen uit de dood, geloofd te worden om zijn grootse verlossing uit het slavenhuis van schuld en zonde:
U bent geslacht en U hebt ons voor God gekocht met uw bloed,
uit elke stam, taal, volk en natie.
(…)
Aan Hem die op de troon gezeten is, en aan het Lam,
zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht,
tot in alle eeuwigheden. (Op. 5:9, 13)
Psalm 105 roept ons op dankbaar terug te kijken naar wat God voor ons gedaan heeft en zijn grote daden van verlossing in het volle licht te plaatsen.
Hier ligt het geheim van ons vertrouwen in de toekomst. Want wie de kunst leert verstaan God te loven om zijn lichtende daden uit het verleden, in hem of haar groeit, zelfs in tijden van vertwijfeling en duisternis, het vertrouwen dat zijn licht uiteindelijk zal overwinnen.
Ds. Harmen de Vries, 25 augustus 2020