Chanoeka: het lichtfeest

Chanoeka: het lichtfeest

ChanoekalampHet duurt niet meer zolang voor het kerstfeest is. Kerstfeest is het feest van het Licht. De Joden hebben ook een lichtfeest in de maand december. Het is het Chanoekafeest. Het wordt ook wel het feest van de inwijding van de tempel genoemd. Het verhaal dat bij het Chanoekafeest hoort is al heel oud. Ongeveer 2000 jaar geleden waren de Grieken de baas in Israël. Een groepje Joodse mannen heeft toen heel dapper gevochten en na een lange strijd hadden deze vechters Jeruzalem en de tempel heroverd. In de tempel stond de zevenarmige kandelaar. Deze kandelaar moest altijd blijven branden, maar de Grieken hadden hem uit laten gaan. Na lang zoeken vonden de Joden een beetje olie. Veel te weinig, maar door een wonder bleef de zevenarmige kandelaar met een klein beetje olie toch acht dagen branden.
Daarom duurt Chanoeka acht dagen. Dit jaar van donderdagavond 10 december tot vrijdagavond 18 december. Iedere avond van het feest wordt er een extra kaarsje aangestoken in een negenarmige kandelaar; op de eerste avond één kaarsje, op de tweede avond twee kaarsjes, enzovoorts, zodat op de achtste avond alle kaarsjes branden. Acht kaarsjes of oliepitjes zijn bedoeld voor de acht dagen van het feest en met het negende kaarsje – de dienaar – worden de andere kaarsjes aangestoken.
Tijdens Chanoeka wordt het gezellig gemaakt, er wordt een speciaal spel gespeeld met een tolletje, je geeft elkaar cadeautjes en worden er verhalen verteld.

Een verhaal over het Chanoekalicht lees je hieronder.

Het Chanoekalicht

In de plaats Mesi woonde lang geleden een rebbe, een joodse leraar. Hij heette Sam. Overal vandaan kwamen mensen naar Sam toe om hem dingen te vragen. Hij had altijd leerlingen om zich heen, mensen die dingen van hem wilden leren. Levi was één van de beste leerlingen van rebbe Sam. Een keer in de herfst vroeg Levi de rebbe of hij bij zijn vader op bezoek mocht. Dat was ver van Mesi vandaan en de rebbe moest dan ook even goed nadenken. Daarna zei hij: ‘Goed, maar zorg ervoor dat je met Chanoeka terug bent.’ Levi beloofde dat hij op tijd terug zou zijn en ging op weg naar zijn vader.

Drie maanden bleef hij bij zijn vader, ver weg in een andere stad. Toen het winter werd en de eerste sneeuw al was gevallen pakte Levi zijn paarden en slee om terug naar huis te gaan, naar rebbe Sam. Hij had twee dagen voor de reis naar huis en dat moest genoeg zijn om voor Chanoeka thuis te zijn. Levi verheugde zich erop om naast rebbe Sam aan de feestelijk gedekte tafel te zitten. De slee vloog bijna over de sneeuw en pas toen het donker begon te worden stopte hij voor een herberg. Daarbinnen is het vast lekker warm, dacht Levi. Toch besloot hij om niet van de slee te stappen. ‘Als ik vannacht doorrijd, kan ik morgenochtend voor het morgengebed thuis zijn’, zei hij tegen zichzelf. En hoewel hij erg moe was, reed Levi toch door. Het werd nacht en om Levi heen werd het pikkedonker. Het begon te waaien en de kaars die hij bij zich had ging uit. Hij had geen idee meer waar de paarden hem heen brachten. Plotseling begonnen ze te hinniken en stond de slee stil. Levi werd vastgepakt en van de slee getrokken. Het waren rovers. Ze dachten dat Levi rijk was en misschien wel een zak met geld bij zich zou hebben. Ze doorzochten de slee en de zakken die Levi bij zich had, maar ze vonden niks. Toen zei de oudste rover: ‘Laten we hem meenemen naar onze hoofdman: misschien was deze man net van plan een schat op te graven. Tegen onze hoofdman móet hij wel zeggen waar de schat ligt.’ Ze deden Levi een blinddoek voor en zetten hem weer op de slee. Eén van de rovers kwam naast hem zitten en gaf de paarden een klap met de zweep. De paarden trokken de slee verder het bos in. Levi moest mee, of hij wilde of niet. Hij kon echt niet ontsnappen.

De hoofdman woonde in een hut, ver in het bos. Toen hij de vreemde slee zag komen, liep hij naar buiten. Even later stond Levi voor hem. De hoofdman trok de blinddoek van zijn hoofd. ‘Ik ben de hoofdman,’ zei hij, ‘en ik wil weten waar je naartoe gaat en wat je hier te zoeken hebt.’ Levi legde hem uit dat hij helemaal niet rijk was, maar dat hij een leerling was van rebbe Sam. ‘Ik ben vannacht doorgereisd om morgenochtend vroeg terug te zijn, voor het begin van het Chanoekafeest.’ De hoofdman geloofde er niets van. ‘Zelfs in de zomer reizen mensen hier ’s nachts niet door, laat staan in de winter als het sneeuwt. Waar ligt de schat begraven, waar je naar op zoek bent?’ Levi zei: ‘Ik ken maar één schat, die schat is de rijkdom die rebbe Sam in zijn hart heeft.’

De hoofdman snapte niet waar de jongen het over had. Hij werd kwaad en begon hem te slaan. Intussen ging Levi door met vertellen over de rebbe. Toen de hoofdman in de gaten kreeg dat hij met slaan niks bereikte, zei hij: ‘Jij lijkt wel gek. Maak dat je weg komt, maar ik voorspel je dat je niet levend uit dit bos komt. Er zwerven hier overal hongerige wolven rond.’ Levi klom op zijn slee en reed weg, zo snel hij kon. De rovers haalden hun schouders op en gingen de hut van de hoofdman binnen.

Levi was weer alleen. De slee kwam steeds moeilijker vooruit door de dikke laag sneeuw. Diep in het bos hoorde hij wolven huilen. Het was nog steeds stikdonker. Hij kreeg tranen in zijn ogen. ‘Hoe kom ik ooit uit dit verschrikkelijke bos?’ Hij moest denken aan de rebbe die op hem zat te wachten.
In Mesi had rebbe Sam alle leerlingen verzameld rond de tafel voor het Chanoekafeest. Eén plaats bleef leeg. Levi was niet op tijd terug, dacht de rebbe teleurgesteld, maar vooral ongerust. Het is niets voor hem om een belofte te vergeten! Er zal toch niks gebeurd zijn onderweg? De rebbe stak de eerste kaars van de achtarmige kandelaar aan, terwijl dat al jaren de taak van Levi was. Even flakkerde de kaars, maar toen ging hij weer uit. De leerlingen sprongen op en wilden hem opnieuw aansteken, maar de rebbe zei: ‘Nee, niet doen. Kom, laten we niet verdrietig zijn. Het is feest en ik weet zeker dat het licht terug komt.’

Diep in het bos zat Levi rillend op zijn slee. Hij hoorde het geluid van de wolven steeds dichterbij komen. De paarden trilden en steigerden en plotseling stonden ze stil. Levi hield met zijn rechterhand de zweep vast. Maar een verborgen kracht zorgde ervoor dat hij zijn hand niet kon optillen. De zweep gleed uit zijn vingers. Levi deed zijn ogen dicht en begon te bidden. Toen hij zijn ogen weer opende, zag hij voor zich uit een klein vlammetje flakkeren. Het was alsof een onzichtbare hand een kaarsje vasthield vlak voor de slee. De paarden kwamen overeind en liepen verder. Ze volgden het kleine lichtje. En ook al was het klein, het scheen veel feller dan de kaars die ze bij zich hadden.

Het leek zelfs op de wolven schrokken van het licht. Levi hoorde ze in ieder geval niet meer huilen. De slee ging heel hard door de sneeuw en voor Levi er erg in had, stopten de paarden voor het huis van rebbe Sam. Levi sprong van de slee en op het moment dat hij het huis binnen ging, begon op de kandelaar de kaars die uit was gegaan, weer te branden. De leerlingen verbaasden zich erover, maar rebbe Sam deed alsof het heel gewoon was. Hij omhelsde Levi en Levi vertelde wat hij allemaal beleefd had. Pas nu werd het voor iedereen duidelijk wat er met het Chanoekalicht aan de hand was geweest. Ze bedankten God met een gebed voor de redding van Levi en ze prezen de wijsheid van rebbe Sam.

Bron: Bewerking van Het Chanoekalicht. In: Als een lamp voor onze voeten.
Hanna van Dorssen, 1992.

 

naar adventskalender