MANKELYK

COLUMN

Gerrit Oud


Weemoedig. Het gevoel dat mij de laatste weken bekruipt. Het einde van het schooljaar staat in het teken van afscheid nemen. Afscheid van leerlingen die geslaagd zijn en een nieuwe fase in hun leven starten. Afscheid van klassen die het volgende schooljaar niet langer van mij, maar van een collega les krijgen. Afscheid van collega’s die met pensioen gaan of een betrekking elders vonden. En dan sluit het kerkgebouw waar ik het afgelopen decennium Woord en brood mocht delen, mocht zingen en mocht bidden, ook nog. Niets zo troosteloos als een kerkgebouw dat leeg moet worden opgeleverd.

Gelukkig is er dan een fotoboek. Bladeren langs flets verschoten foto’s met gezichten van vroeger stuitte ik op mijn doopbewijs. Nooit eerder had ik de moeite genomen mijn dooptekst op te slaan. Nu wel. Openbaring 2, vers 10b: Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens. Voor het eerst vind ik de NBG-vertaling uit 1951 mooi klinken. Weemoed heeft blijkbaar iets met vroeger te maken.

Het woord getrouw bracht me terug naar mijn studie. Ik bestudeerde delen van Karl Barths Kirchliche Dogmatik en probeerde te begrijpen wat er stond. Voorwaar niet gemakkelijk. In deel III schrijft Barth over de plaats van de christen ten opzichte van zijn God die hij Vader mag noemen, en zijn plaats ten opzichte van de schepping, de wereld, waarover zijn God de Here is. Hij beschrijft de drie gestalten van het christen-zijn: het geloof, de getrouwheid en het gebed: ‘Im Gehorsam ist der Christ der Knecht, im Glauben is er das Kind, im Gebet aber ist er als Kind und Knecht eben der Freund Gottes.’

In deze tekst laat Barth zien dat het ‘van God uit’ en het ‘van de mens uit’ geen echte tegenstelling vormen. Juist door de christen in zijn geloof te schetsen als kind van zijn Vader dat de gave van zijn vrijheid genieten kan in Zijn geborgenheid; in zijn getrouwheid als knecht van zijn Heer die zijn dienst in vrijheid verricht in navolging van Jezus Christus en door de werking van de Heilige Geest; en in zijn gebed als vriend van God die met Jezus Christus samen bidt en in genade de vervulling van zijn bidden verwacht, laat Barth hem zien als ‘nicht der Christ für sich, aber der Christ in Christus an Gottes Seite.’

Als antwoord op de vraag na de Pinksterrede van Petrus in Handelingen 2 (Wat moet wij doen?) maakt Barth zo duidelijk dat hij Gods Koninkrijk, dat in tekens van verlossing reeds merkbaar is maar dat in zijn volkomen openbaring nog uitstaat, als gave ziet en tegelijkertijd als opgave. De opgave te leven als kinderen van de Heer van dat Koninkrijk, die Hem Vader mogen noemen, en te getuigen van de nabijheid van dat Koninkrijk in woord en daad. Wat stelt weemoed voor als je een kroon in het vooruitzicht gesteld kreeg?

Gerrit Oud, 1 juli 2022


Jean Fouquet ca. 1420 – 1477/81

De uitzending van de apostelen

illuminatie (21 × 15 cm) — 1452-60
Musée Condé, Chantilly

Dit werk is gekoppeld aan Handelingen 2:17
De vuurbal symboliseert de Heilige Geest. De stralen raken het water van de fontijn, dat daarmee heilig wordt, en de elf apostelen, die hun leerlingen dopen. In feite ontvangen de apostelen hier hun opdracht om de boodschap van Jezus uit te dragen.
Deze illuminatie staat in het getijdenboek dat Fouquet maakte voor de Franse schatkistbeheerder Étienne Chevalier.

Bron: Statenvertaling online – bijbel en kunst