Schrijnend …
COLUMN
Saskia de Jong
Wellicht zullen enkelen van u nu denken, “dat had ik verwacht …” of vergelijkbaar. Want ja, alle aandacht in de media rond de mevrouw, die boodschappen kreeg van haar moeder naast de uitkering. Als je bekend met de wet- en regelgeving rondom de bijstand en/of aanverwante wetgeving, zoals de Toeslagen, kan het een aanleiding zijn voor het schrijven van een column.
Want ook hier in Amstelveen komen c.q. kwamen schrijnende situaties voor. In deze column beschrijf ik 2 voorbeelden, die ik ontleen aan mijn eigen contacten met deze mensen.
Zoals een mevrouw, die alleenwonend is, (psychische) gezondheidsproblemen, al jaren in de bijstand zit en geen perspectief op verbetering heeft. Pas wanneer ze, over enkele jaren, AOW zal krijgen, zal ze er ‘iets’ op vooruit gaan. Tijdens een heronderzoek, d.w.z. een gesprek waarbij “alles” opnieuw beoordeeld wordt en de inkomensconsulent alle bankinformatie mag inzien. Vroeger nam je dan simpel je afschriftenboekje mee, nu kun je volstaan door in de spreekkamer in te loggen op de website van jouw bank en ze kunnen het zien. De inkomensconsulent mag overigens maar over een periode van max. 3 maanden kopiëren uit het afschriftenboekje. Dit zal vergelijkbaar gelden voor evt. uitprinten. Maar hierop heb je als uitkeringsgerechtigde weinig zicht: de printer staat buiten de spreekkamer en de inkomensconsulent is (ongetwijfeld) vaardig met het toetsenbord.
Tijdens dit eerder genoemde heronderzoek vertelde de inkomensconsulent ‘doodleuk’, dat deze mevrouw geen boodschappen hoorde te doen bij Albert Heijn. Ze moest (maar) naar Lidl of Dirk. Maar als de Albert Heijn nu net het dichtst bij is? En toen ze enkele jaren later gebruik moest gaan maken van de boodschappenbezorgdienst, waarmee AH een monopolie had? En niet in de laatste plaats: waar bemoeit deze medewerker zich mee? Het is zeker niet aan een inkomensconsulent om een uitkeringsgerechtigde te vertellen waar boodschappen gedaan behoren te worden. Maar sommigen kunnen het niet nalaten om te willen betuttelen.
Dit voorbeeld doet denken aan de vroegere tijden, waarin het Burgerlijk Armbestuur en/of een diaconie armlastige gezinnen ‘straften’ als het ontvangen geld niet op die manier besteed werd, zoals verwacht werd. In een boekrecensie in het Nederlands Dagblad van vandaag (= 8/1) wordt zo’n voorbeeld gegeven: een steunontvanger koopt elke zaterdagmiddag bij de kapper een sigaar voor een dubbeltje, maar “daar geeft men ons dure geld niet aan uit”.
Een andere schrijnend voorbeeld betrof een ‘moeilijklerende’ alleenstaande mevrouw, die als kind op een ‘fantastische’ manier geleerd om haar probleem te verbergen voor de buitenwacht: omdat in die tijd er nog geen zmlk-scholen bestonden en de ouders zich misschien ervoor schaamden.
Na haar scheiding was ze aangewezen geraakt op de bijstand, als aanvulling op haar inkomen uit (parttime) werk. Daarnaast ontving ze heel incidenteel alimentatie, omdat de ingeschakelde deurwaarder de geïnde gelden eerst op zijn eigen kosten afboekte alvorens het eens in de zoveel tijd naar deze mevrouw over te maken. Maar ze had deze inkomsten, die ze ook nog eens moest opgeven bij de inkomstenbelasting, moeten melden. Amstelveen vorderde de uitkering terug, terwijl ze daardoor te weinig inkomen overhield om van te leven.
Het schrijnende zit in dit voorbeeld allereerst in het feit, dat de inkomensconsulent tijdens een gesprek, waar ik bij aanwezig was, toegaf te weten, dat deze mevrouw ‘moeilijklerend’ is. Maar ze deed er vervolgens niets mee: ze vond het kennelijk niet tot haar verantwoordelijkheid behoren om iets extra’s te doen. Naar mijn mening had ze hier wel op moeten acteren.
Het had zo simpel kunnen zijn: iedere maand met deze mevrouw afspreken om samen het maandelijkse formulier in te vullen op het gemeentehuis; waarbij deze mevrouw haar bankafschriften ‘meteen’ kon overleggen. Wat zou dat hebben gekost in tijd en geld? In tijd uitgedrukt zou het wellicht een half uurtje max. geweest zijn. In geld uitgedrukt weet ik niet, wel had het deze mevrouw veel ellende kunnen schelen.
Want in de tweede plaats had ze dus écht vrijwel geen geld over om eten te kopen door de terugvordering(en). Gelukkig kon ze op haar werk (warm) eten. Ook bleef er nog wel eens wat over, dat ze mee mocht nemen: een oplossing voor ca. 3 dagen van de week. Hoe ze de andere dagen at, ik kan er alleen maar naar raden; want ze zei er niets over. Zelfs niet toen ze uiteindelijk moed vatte om mij om hulp te vragen, omdat er schulden waren ontstaan.
Voor de bezorgd geworden lezer: deze mevrouw heeft het inmiddels financieel wel goed. Na het overlijden van haar ex-partner kreeg zij een goed nabestaandenpensioen. Zo deed hij, indirect, eindelijk iets goeds voor haar.
Het is heel jammer, dat er in de afgelopen 20 jaar (!) vele schrijnende situaties zijn geweest waarvoor de overheid geen oog heeft willen hebben. Je zou zelfs kunnen zeggen, dat de toenmalige politiek verantwoordelijken hun best hebben gedaan en vrijwel geen mogelijkheid voorbij hebben laten gaan om bijstandsgerechtigden te beschimpen door hen simpelweg over een kam te scheren als “fraudeurs”, “profiteurs” en andere bewoordingen. Maar ook door vermeende inkomensvoordelen af te schaffen, omdat een uitkeringsgerechtigde vooral ‘geprikkeld’ moe(s)t worden om aan het werk te gaan. Hopelijk leidt de nu ontstane reuring / verontwaardiging ergens toe, zoals een verhoging van de uitkeringsbedragen. Want het is (ook) al heel lang bekend dat je er niet van kunt leven.
Saskia de Jong, 8 januari 2021.