Boodschap uit de supermarkt

Wilma Beukhof

COLUMN


In de voorjaarsvakantie was er in Amstelveen blijkbaar een moeder die geen zin of tijd had om boodschappen te doen. Ik kwam haar dochtertje namelijk tegen in de supermarkt, samen met twee vriendinnen. Ik schat ze op een jaar of 9, 10. Wellicht was dochterlief omgekocht: “Als je de boodschappen doet, mag je ook wat lekkers voor jezelf meenemen,” want de meiden liepen bij de snoepafdeling. Het kostte nogal wat moeite om het allerlekkerste uit te zoeken. Ik kon hun gesprek deels horen, en eerlijk gezegd schrok ik er nogal van. Ze vonden het blijkbaar nodig om Gods naam te gebruiken bij het aangeven hoe vies ze iets wel vonden. En dat niet een keer, maar herhaaldelijk. Op zondag worden we in de kerk ontvangen (en getroost) met “Onze hulp is in de naam van de Here…”. En dan verwordt die Naam tot een gebruikswoord! Het deed me pijn.

Zo hoorde ik onlangs nog van een boek van een debuterende schrijfster. Het is met veel lovende kritieken ontvangen. Maar in de wandelgangen hoorde ik ook, dat er nogal wat vloeken in staan. Toen de (gelovige) schrijfster daarop bevraagd werd, gaf ze aan dat ze die vloeken erin had gezet om aan te geven hoe moeilijk de mensen het hadden. Zij vond de krachttermen functioneel, anders had ze die er niet in gezet. Ik heb daar moeite mee. In de tien geboden verbiedt God het misbruiken van Zijn naam. Zou Hij  nu bij zo’n boek zeggen: “Vooruit, je mag Mijn naam niet misbruiken, maar hier is het functioneel, dus zie Ik het wel door de vingers”? Dat lijkt me stug! Ik heb nooit een boek geschreven, maar het zou toch wel mogelijk moeten zijn om de krachttermen aan te duiden zonder ze expliciet te benoemen? Die meisjes uit de supermarkt praatten blijkbaar hun ouders na, ze hadden zelf nog niet de beschikking over een grotere woordenschat. Maar als je krachttermen die gebruik maken van Gods naam omschrijft of vervangt in plaats van ze voluit te gebruiken, geef je mensen misschien handvatten om hun taalgebruik op te schonen.

Dit doet me ook denken aan de (reformatorische)  middelbare school van onze kinderen. In de mediatheek kunnen ze boeken lenen die ze in de klas of thuis moeten lezen. Het komt af en toe voor dat er in zo’n boek een of meerdere vloeken staan. Die worden consequent weggetipp-ext. Als de leerlingen zoiets tegenkomen, weten ze al hoe laat het is. Het zou me niet verbazen als dat hen er juist toe uitnodigt om de bladzijde tegen het licht te houden om toch te kunnen ziet wat er staat. Ook op een reformatorische school is niets menselijks de leerlingen vreemd.

Overigens denk ik dat er meer onder het misbruik van Gods naam valt dan ‘alleen’ vloeken. Het gaat niet alleen maar om het ‘gij zult niet’, maar juist ook om het ‘gij zult’.  Als wij God alleen maar als een Vriend of Inspirator zien, en zo over Hem spreken, en Hem niet erkennen als onze Heer en Meester, doen wij geen recht aan Zijn naam. Andersom trouwens ook niet, hoe goed gereformeerd dat ook mag lijken! Er staan niet voor niets zoveel namen van God in de Bijbel. Iedere naam belicht een aspect van Zijn persoonlijkheid en kan niet zonder de andere. God in al Zijn aspecten liefhebben boven alles…

Misschien sta ik toch minder ver van die meisjes af dan ik dacht.

Wilma Beukhof, 20 maart 2020