In aantocht: de veertigdagentijd of vastentijd

COLUMN

Ds. Gert Jan de Bruin


We kennen de jaargetijden en die seizoenen zijn er ook in het kerkelijk jaar. De feesten liggen verspreid over het jaar. Meer dan andere perioden is de veertigdagentijd of vastentijd die op woensdag 17 februari begint een periode van bezinning. Van verre volgen we Jezus op zijn weg naar Jeruzalem en proberen te ontdekken welke weg er voor ons is, om te gaan. Wie zijn wij? Wat wordt er van ons verwacht? Jezus noemt ons zout en licht. Maar hoe zijn we dat? Wat betekent dat? Dat zijn vragen waarmee Jezus’ leerlingen rondliepen en het zijn, denk ik, niet minder onze vragen.

Ik ben graag op Aswoensdag in de kerk. Het askruisje roept een wereld van betekenis op. Vorig jaar was ik, zo kort na mijn emeritaat, op Aswoensdag in de Abdij van Berne te Heeswijk. Ooit zei daar een Norbertijn tegen mij toen we spraken over vasten: het is goed dat die veertigdagentijd er is, ik moet m’n leven van tijd tot tijd eens afstoffen. Een schoonmaakbeurt, iets van reiniging kan geen kwaad. Wie zal beweren altijd schone handen te hebben? Misschien doet het je wel denken aan de voorjaarsschoonmaak van vroeger. Toen werden, meer dan nu, huizen met bezemen gekeerd. Maar het kan misschien ook tijd zijn om jezelf af te stoffen.

Jezus helpt ons in onze bezinning op de weg die wij gaan. Hij spreekt over ons geefgedrag, ons gebedsleven en over ons vasten (Matteüs 6). Hoe ga je om met de mens naast je, met de Eeuwige en met jezelf? In drie ’s-woorden’: solidariteit, spiritualiteit, soberheid. Kun je loskomen van het vaak volle programma, ophouden met rennen en vliegen en stilstaan bij wat er in de wereld, met anderen en met jezelf gebeurt? Lukt het je om aandacht te besteden aan je ziel? Daar hoor ik mensen over spreken in het kader van de vastentijd. Er leeft een verlangen naar stilte of minstens naar wat meer rust. Om dan jezelf te zien  voor het gelaat van de Eeuwige die je genadig aanziet.

Als het woord vasten valt, kan een eerste associatie nogal eens van doen hebben met eten en drinken. Dat las ik in de briefwisseling van de scriba van de landelijke kerk en de bisschop van Den Bosch. Als het daarbij blijft, vind ik dat een versmalling, zo mag in het vervolg duidelijk worden. Het is zeker waar dat je met een volle maag en een hoofd in een roes niet in vorm verkeert om God in mensen om je heen te dienen en ook niet om tot jezelf te komen. Dietrich Bonhoeffer zei ooit: het verzadigde vlees bidt niet graag en voegt zich niet gaarne tot opofferende dienst. Wie teveel gegeten heeft, is haast vleugellam. Maar een mens die vast, kan vleugels krijgen en dan kan er ontvankelijkheid ontstaan voor mensen en zaken om je heen… Minder cynisme, minder zo gaat het nu eenmaal, meer iets van een tweede naïviteit, alsof je weer kijkt met de ogen van een kind.

In alle godsdiensten speelt het vasten een centrale rol. Je ziet de grote godsdienstige gestalten dan ook zonder uitzondering vasten… Ik noem Boeddha, Mozes, Jezus en Mohammed, door te vasten maken zij zich ontvankelijk voor hun God. Wanneer het er om spant in hun leven, gaan zij bidden en vasten. Een belangrijke beslissing, een nieuwe stap vraagt om bezinning. Vasten heeft  sterke papieren, is haast universeel en het misbruik ervan moet dus ook wel universeel zijn. Gelukkig dat er dan mensen opstaan die anderen wakker schudden. Het oude volk had Jesaja die zei: denk je dat dát vasten is, je hoofd als een riet laten hangen en in zak en as gaan zitten. Vasten is iets anders: je inzetten voor de bevrijding van verdrukten, je brood delen met wie niks heeft, daklozen aan een bed helpen, een schild zijn voor wie bescherming behoeven (Jesaja 58).

Jezus gaat verder in het spoor van Jesaja. Voor alles uit wil hij waarachtigheid als een zegel op ons hart binden. Meen je wat je zegt, wat je doet? Is er congruentie tussen je buitenkant en je binnenkant? Of ben je aan het toneelspelen? Er staat in het evangeliefragment dat klinkt op Aswoensdag een woord voor toneelspeler maar als je letterlijk vertaalt lees je: een hypocriet!

In de theaters en schouwburgen mag er volop worden toneelgespeeld. Dat is genieten geblazen voor ons als publiek. Maar het moet niet doorgaan als we weer naar buiten stappen. En toch zullen we iets daarvan wel herkennen. Je kunt een vriendelijk gezicht trekken maar inwendig kwaad zijn, complimenten afweren maar eigenlijk uit zijn op waardering, bescheiden naar voren komen maar ondertussen manipuleren, een belofte met kracht uitspreken en vervolgens niet doen wat je zegt.

Jezus pakt dit toneelspelen aan. Zet jezelf niet in de etalage. Als je iemand helpt, doe je het toch niet om applaus voor jezelf? Wie vast doen dat, als het goed is, niet omdat het moet, of om door anderen gezien te worden. Eerder om een klein beetje solidair te zijn met mensen elders in de wereld die honger hebben. Natuurlijk, er is een wezenlijk verschil tussen onze keuzes en de nood die er elders is, waar mensen niets te kiezen hebben. Iemand vertelde me dat vasten voor hem alles met bevrijding te maken heeft. En voegde er aan toe: een mooie bijkomstigheid is dat je ook nog iets over voor het ‘vastenpotje’ overhoudt.

Jezus spreekt ons aan op ons geven. Hoe zit het met jouw geven, waarom wil je geven, je wilt vast niet dat de hele wereld over je schouder meekijkt? Maar goedgeefsheid kan vermengd raken met eerzucht en berekening. Een grote donatie kan betekenen dat de begunstigde instantie je naam op een bordje zet.

Jezus noemt ook het gebed; met bidden is het niet veel anders. Ben ik echt, authentiek, zoek ik de stilte? Bidden om door iedereen gezien te worden, is een rare vertoning. Als je wilt bidden, ga dan naar de beslotenheid van de binnenkamer, waar het stil is en je door niemand gezien wordt. En zeg dan daar, wat je op je hart hebt.

Veertig dagen van inkeer en bezinning, van weinig ontmoeting en gesprek door de coronacrisis in deze tijd die wel om ontmoeting vraagt. Hoe kunnen we zout en licht zijn? Je hoeft je niet steeds af te vragen: wat ga ik laten, waar stop ik mee. Het kan vruchtbaar zijn om het om te keren: wat ga ik doen, waar kom ik vaak niet aan toe, maar ga ik me de komende weken naar Pasen op toeleggen? Niet dat een ander dat voor je kan zeggen, maar je kunt elkaar wel suggesties aan de hand doen.

Ik hoor dat mensen toch bezoeken gaan brengen, al is het ook op anderhalve meter. Van anderen weet ik dat ze de dag beginnen met woorden uit een Psalm of één van de evangelies zorgvuldig lezen in veertig dagen. Ik doe al meerdere jaren mee met de digitale retraite die de Jezuïeten aanbieden. Er verschijnen talloze boekjes voor deze tijd, veel geloofsgemeenschappen maken een eigen boekje met bezinnende teksten. Zelf ga ik weer veertig berichten aan mensen sturen, briefjes en kaartjes. Dat betekent steeds een gang naar de brievenbus, niks geen mail, whatsapp of sms‘jes. Sommigen zullen plannen maken om de weken naar Pasen bewuster te consumeren. En dan heb ik het nog niet gehad over het vasten onder jongeren, hoe er zijn die Facebook en Instagram links laten liggen in de komende tijd.

Wat zou het mooi zijn als we in onze geloofsgemeenschappen door wat we doen en laten in deze weken meer bepaald worden bij de weg die Jezus gaat. En dat daar dan iets van oplicht in de weg die we zelf gaan.

(bovenstaande is geschreven in de kantlijn van Matteüs 6:1-18)

Gert Jan de Bruin, 12 februari 2021