Mensenrechten, resultaat van de Verlichting?
COLUMN
Han Jongeneel
Veel mensen denken dat we de mensenrechten te danken hebben aan de Verlichting. Niet langer moest de mens denken en doen wat vorsten en de kerk zeiden, de mens werd in die tijd een mondig vrij wezen, die zelf denkt.
Vaak wordt als het begin van het denken over mensenrechten gewezen op de Amerikaanse Declaration of Independence (1776) en de Bill of rights (1791) en op de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger die in de tijd van de Franse revolutie werd opgesteld (1789).
Maar ook voor de Verlichting waren er al inbreuken op de macht van de koningen. Denk aan het Plakkaat van Verlatinghe (1581), waarin de Nederlanden hun koning Philips II afzworen. In dit plakkaat werd het recht geformuleerd van een volk om te bepalen door wie het werd geregeerd. Ook worden wel genoemd de Engelse Bill of Rights (1689) en de Magna Carta (1215), die de macht van Engelse koning beperkten.
Volgens Herman van Praag in zijn pas verschenen *boek moeten we nog veel verder terug. Mensenrechten gaan terug op Mozes! Abraham legde het fundament van de Thora, maar Mozes was de bouwheer van een geheel nieuwe revolutionaire zedenleer. Een fatsoenlijke samenleving wordt gedragen door een staatsinrichting waarin wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht onafhankelijk van elkaar opereren en waar vrijheid en gelijkheid voor alle mensen heerst.
De Trias politica (machtenscheiding: een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) wordt aan Montesquieu toegeschreven, maar volgens Van Praag waren de contouren van verschillende machten elk met hun eigen taak al in het oude Israël te vinden: de koning, de priester en de rechter. En er was nog een vierde kritische instantie: de profeet.
Ook de democratie is volgens Van Praag niet in Athene uitgevonden. Hij wijst er op dat het verbond tussen God en het volk Israël werd voorgelegd aan het hele volk. Het hele volk stemde er mee in. En dat terwijl de democratie van Athene toch alleen iets was voor de elite.
Van Praag zegt dat mensenrechten uiteindelijk terug te voeren zijn op fatsoen, het recht van ieder mens om door de overheid en zijn medeburgers met respect behandeld te worden. En dat gaat terug op Bijbelse principes: de ander behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden, je naaste liefhebben als jezelf, waarbij er bijzondere aandacht is voor de kwetsbare: de weduwe, de wees en de vreemdeling.
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd door de Verenigde naties aangenomen op 10 december 1948. Artikel 1 zegt:
“Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid geboren … en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.“
Terecht zegt Van Praag dan:
“Het is alsof je Mozes hoort spreken.“
*Herman M. van Praag, Mozes’ nalatenschap, Mensenrechten in historisch perspectief, Uitgeverij DAMON, (2021).
Han Jongeneel, 18 februari 2022