Tweehondervijftig jaar psalmen

COLUMN

Han Jongeneel


Het is tweehondervijftig jaar geleden dat er een nieuwe psalmberijming werd ingevoerd. De psalmberijming van 1773 verving de psalmberijming van Datheen. Ik ben met die berijming  van 1773 opgegroeid. Als kind zat ik in de kerk wel eens in het psalmboek te bladeren en zo weet ik dat die berijming is samengesteld uit drie berijmingen. Als kind vond ik het vooral intrigerend dat er niet alleen twee dichters (Johannes Eusebius Voet en Hendrik Ghijsen) aan de berijming hadden bijgedragen maar ook het genootschap “Laus Deo, Salus Populo”. Hoe zou dat gaan: een genootschap dat een psalm gaat berijmen. Om de beurt een regel? Of hielpen ze elkaar als iemand geen goed rijmwoord kon vinden?

Op school leerde je elke week een psalmvers. Al je het uit je hoofd kon opzeggen kreeg je een tien. En als je dat week na week volhield, kreeg je ook een tien op je rapport. Dat lukte mij (en ook de meeste klasgenoten). Dat stond dan bovenaan: Psalmvers: 10. Heerlijk toch, dat je ergens perfect in kunt zijn. Op school en in de kerk kon je het geleerde natuurlijk ook in de praktijk brengen. In de kerk werden hoofdzakelijk psalmen gezongen en op school zongen we ze ook. Er was wel een verschil: in de kerk op hele noten maar op school ritmisch.

In Trouw kwamen twee schrijvers aan het woord over het oude psalmboek, waarmee ook zij zijn opgegroeid. Jan Siebelink vindt heel mooi: “Welzalig zijn d’ oprechten van gemoed.” Bij Franka Treur komen als ze geniet van de natuur zinnen naar boven, zoals:
“Het ruime hemelrond
Vertelt met blijden mond
Gods eer en heerlijkheid.

Zonder nu te willen beweren dat ik ook wel in dit rijtje thuishoor heb ik me wel afgevraagd wat voor mij de favoriete verzen uit de oude berijming zijn. Ik kwam spontaan op een paar verzen, althans flarden van psalmen die ik als kind al mooi heb gevonden en nog steeds mooi vind.

“Het vrome volk in u verheugd,
zal huppelen van zielevreugd”

Ik leerde dat in de tweede klas. Een vers van twaalf regels. Gelukkig mocht dat dan in twee weken. Vroomheid kan kennelijk ook blij maken. Al wist ik als kind nu niet wat ik me precies bij ‘huppelen van zielevreugd’ moest voorstellen. Ook vond ik mooi:

“Zelfs vind de mus een huis, o HEER’!
De zwaluw legt haar jongskens neer
In ‘t kunstig nest, bij uw altaren.

Ik stelde me daarbij vogelnestjes voor onder de dakrand van de tempel, zoals ze ook bij ons wel eens onder de rand van een overstekend dak een nest maakten.
Maar als je me nu vraagt wat de psalm is die ik het meest liefheb in de berijming van 1773 dan is dat het zegenlied Psalm 134 vers 3:

“Dat ’s HEEREN zegen op u daal’;
Zijn gunst uit Sion u bestraal’;
Hij schiep t’ heelal Zijn naam ter eer
Loof looft dan aller heren HEER’.

Deze zegenbede is talloze doopouders, pas gehuwden, net bevestigde predikanten en ambtsdragers en gemeenteleden die belijdenis hadden gedaan toegezongen. Het is mooi dat de gemeente zingend in die zegen is betrokken, een zegen en loflied in één. In de nieuwe berijming werd het derde vers van psalm 134 natuurlijk iets anders. Maar in ons huidige liedboek is de oude berijming weer terug te vinden: in lied 363. En de tekst is – jawel – van het Genootschap “Laus Deo, Salus Populo”.

Han Jongeneel, 7 juli 2023