Met de hand op de bijbel

COLUMN

Han Jongeneel


Kamala Harris en Joe Biden zijn op 20 januari als vice-president en president van de Verenigde Staten beëdigd. Met de hand op de bijbel legden ze de eed af. Bij Biden was dat een forse oude familiebijbel. Harris hield haar hand op twee bijbels, waarvan een van een buurvrouw die veel voor haar had betekend. Vooral dat laatste vond ik wel mooi. Toch heb ik gemengde gevoelens als ik dat zie. Enerzijds denk ik: wat is een beter uitgangspunt voor de regering van een land dan de bijbel. Gelukkig het land waar de mensen met de hand op de bijbel hun ambtsperiode beginnen. Anderzijds denk ik: alle vorige presidenten hebben ook die eed gezworen met hun hand op de bijbel, maar dat is nog geen garantie voor een regering in overeenstemming met bijbelse waarden. Al wil ik ook weer niet zo ver gaan als onze nationale mopperkont Maarten van Rossem, die in Op1 beweerde dat Biden er in zijn speech onze lieve Heer erbij haalt, maar dat de politiek van de VS van de laatste decennia volledig door satan himself is bepaald.

Terug naar die eed. Die heeft twee kanten. Enerzijds  ligt de nadruk op het plechtig zweren, dus op de persoon die belooft, op zijn of haar vaste voornemen om kort gezegd trouw te zijn aan de grondwet en het goede voor het land te zoeken. Anderzijds is het: so help me God.

Is het nu typisch Amerikaans om overal God bij te halen? Nou nee, in Nederland kennen we ook in een aantal gevallen de verplichting om een eed af te leggen. Zo leggen bijvoorbeeld leden van de Eerste en Tweede Kamer, maar ook advocaten, notarissen, tolken, ambtenaren van de burgerlijke stand en nog veel meer andere (beroeps)groepen bij hun ambtsaanvaarding een eed af. Ook  een getuige in een rechtszaak moet een eed afleggen dat hij of zij de waarheid zal spreken. Dat is in ons land niet met de hand op de bijbel en er is een keus tussen de eed en de belofte. Wie de belofte aflegt zegt: dat beloof ik. Wie de eed aflegt zegt: zo waarlijk helpe mij God almachtig.

Kerkelijke ambtsdragers kunnen bij hun bevestiging op de vraag of ze getrouwheid en geheimhouding beloven en zich onderwerpen aan de kerkelijke tucht volstaan met een eenvoudig Ja. Ik denk dat de woorden van Jezus hierin doorklinken dat je helemaal niet moet zweren. “Laat jullie ja ja zijn en jullie nee nee.” (Matt 5:35)  Maar soms zie ik in bevestigingsformulieren ook staan:  Ja (met Gods hulp).

Garanties dat de eed of belofte wordt nagekomen zijn er niet. Zullen we dan maar met die poppenkast stoppen? Nee, dat is toch geen goed idee, want goed gedrag begint met een goed voornemen. En het is van groot belang dat dat in het openbaar wordt uitgesproken. Al is een goed voornemen nog niet genoeg. Dus is er alle reden om er aan toe te voegen: met Gods hulp.

Han Jongeneel, 29 januari 2021