Psalm 124
MET PSALMEN DE CRISIS DOOR (6)
Ds. Sieb Lanser
Beste gemeenteleden,
In gewone omstandigheden zouden rabbijn Awraham Soetendorp en ik komende zondag samen zijn voorgegaan in de Kruiskerk. Het is een goede traditie van alweer vele jaren om begin mei samen te gedenken en te vieren in een ‘gewone’ zondagochtenddienst. Ik heb het in de afgelopen tien jaar steeds weer als een indrukwekkende viering ervaren. Juist dit jaar, nu we 75 jaar bevrijding vieren, wordt deze traditie onderbroken.
Rabbijn Soetendorp heeft wel een groet aan de gemeente geschreven. Deze is opgenomen in de Kruispuntjes van deze zondag, maar voeg ik ook toe aan deze psalmoverdenking.
Psalm 124 begint met:
Was de Heer niet voor ons geweest,
– Israël, blijf het herhalen –
was de Heer niet voor ons geweest
toen de mensen zich tegen ons keerden,
ze hadden ons levend verslonden,
zo hevig was hun woede.
Steeds weer zijn volkeren erop uit geweest om het volk Israël onder de voet te lopen en uit te roeien. Er zullen ook politieke redenen zijn geweest, maar speelde er niet meer? Israël is een buitenbeentje te midden van natuurreligies met hun vele goden en hun vruchtbaarheidscultus. Israël. Het gelooft in één God, die oog heeft voor wie zwak en onderdrukt zijn en die zich als een bevrijder manifesteert. De Bijbel vertelt over meerdere hachelijke situaties, met de Babylonische ballingschap als de grootste crisis in Israëls bestaan. Maar de ballingen konden terugkeren en ze zagen dat als de trouw van God.
Er kan veel zijn dat ons bedreigt en benauwt en dat ervaren we in de huidige coronacrisis maar al te goed. Dat roept bij velen de vraag op of de Heer wel voor ons is. Maar in psalm 124 zijn het ménsen die anderen, hier het volk Israël, willen uitroeien.
Wie denkt, een paar dagen voor de 4 mei-herdenking, niet aan wat de nazi’s het Joodse volk hebben aangedaan? Waar kwam die woede vandaan? Maar zelfs deze brute massamoord heeft het Joodse volk er niet onder gekregen.
Op 5 mei vieren we dan de bevrijding, die helaas geen bevrijding van antisemitisme is gebleken. In vroeger tijden waren Joden vaak de zondebok, als er een epidemie uitbrak. Ik hoop en bid, dat zulke reflexen bij deze coronapandemie achterwege blijven. Er blijft genoeg reden tot zorg. Het is beschamend genoeg dat joodse instellingen bewaakt moeten worden en met hekken of betonblokken zijn afgeschermd, dat het dragen van een keppeltje leidt tot bedreiging en intimidatie. Nee, het zijn niet alleen moslims die zich soms antisemitisch uitlaten, maar bijv. ook ‘o zo Nederlandse’ jongeren van Forum voor Democratie.
Psalm 124 schuurt bij mij wel: Was de Heer niet voor ons geweest… Dan worstel ik met de Sjoa, de moord op zes miljoen Joden. Hoezo was de Heer voor ‘ons’…? Er zijn Joden en christenen geweest die na Auschwitz niet meer in God konden geloven. Zoals er ook mensen zijn voor wie de huidige coronacrisis – al is het onvergelijkbaar – een beproeving van hun geloof is.
Ik moest denken aan één van de lezingen uit de paaswake van drie weken geleden: Daniël 3. Nebukadnessar, de Führer van de Babyloniërs, heeft een gouden beeld laten maken waarvoor iedereen moet knielen. Sadrach, Mesach en Abednego weigeren dat. Nebukadnessar dreigt hen in een brandende oven te gooien en zegt: ‘Welke god zal jullie dan uit mijn handen kunnen redden?’ Waarop de drie vrienden reageren met: ‘Als de God die wij vereren ons uit een brandende oven en uit uw handen kan redden, zal hij ons redden. Maar ook al redt hij ons niet, majesteit, weet dan dat wij uw goden niet zullen vereren, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’
In de vernietigingskampen van het Derde Rijk gingen Joden met het Sjema Jisraeel op de lippen de gaskamer (en vervolgens de brandende oven) in: ‘Luister, Israël: de Heer, onze God, de Heer is de enige!’ (Deuteronomium 6:4). Ze hielden vast aan hun geloof.
En ook na de oorlog is de psalm in de joodse gemeente blijven klinken: Was de Heer niet voor ons geweest, – Israël, blijf het herhalen – …De psalm die eindigt met de woorden:
Onze hulp is de naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
De Naam, met de belofte van nabijheid: ‘Ik ben die er zal zijn’ (Exodus 3:14). Zo maakt God zich aan Mozes bekend. Maar tegelijkertijd stuurt ‘IK ZAL ER ZIJN’ Mozes naar de Israëlieten om het volk voor te gaan in de bevrijding uit de slavernij. Als je in een bevrijdende God gelooft, zul je ook zelf een bevrijdend mens moeten zijn.
Dat is wat ik in rabbijn Soetendorp bewonder: hoe zijn vertrouwen in de Naam gepaard gaat met een gepassioneerde inzet voor gerechtigheid en vrede.
Met een hartelijke groet,
Sieb Lanser
Dierbare gemeenteleden,
Het gevoel dat mij beving aan het begin van deze Coronacrisis is in de loop der weken alleen maar sterker geworden: In het isolement voelen wij ons meer verbonden met elkaar dan ooit.
Dat geldt zeker ook voor ons.
De saamhorigheid die wij zo intens deelden al deze jaren rondom vier en vijf mei en in de nabijheid van Israëls onafhankelijkheidsviering, is ook nu voelbaar aanwezig.
En we laven ons aan tekenen van hoop.
De samenwerking tussen Israëli’s Palestijnen en Jordaniërs in EcoPeace is juist in deze periode alleen maar versterkt. Ook in het verlenen van medische zorg en zuiver watervoorzieningen voorbij de grenzen. De intensieve interreligieuze gebedssamenkomsten via internet wereldwijd verlenen bemoediging en troost.
In Nederland heeft het gezamenlijke appel vanuit een alliantie van religieuze en levensbeschouwelijke groeperingen om ruime fondsen beschikbaar te stellen voor medische zorg in probleemgebieden in de wereld en het opvangen van kinderen uit vluchtelingen kampen alom weerklank gevonden.
Laten wij aan elkaar kracht blijven ontlenen.
Moge de verzuchting van profeet Jesaja (57,19) in onze dagen waarin wij 75 jaar bevrijding vieren, waarachtig worden verstaan:
Vrede, vrede voor iedereen, ver weg en dichtbij zegt de AltijdZijnde, ik zal genezing brengen.
In verbondenheid
Awraham Soetendorp