Psalm 29

MET PSALMEN DE CRISIS DOOR

Ardin Mourik

predikant in opleiding en stagiair in de Paaskerk

“Tot in ’t diepste van het bos
maakt zijn stem de stammen los,
 (Ps. 29:5 berijmd, 1967)

Psalm 29 in relatie brengen met onze huidige crisis is nog niet zo gemakkelijk. Een indrukwekkende verhandeling over onze moeilijke verhouding de natuur in ons geloof of onze protestantse wijze van theologie bedrijven ligt wellicht voor de hand. Je kunt het hebben over de angst voor onweer die misschien wel wortelt in onze heidense genen en Germaans volksgeloof over Thor met de hamer en hoe we de angst te boven zijn gekomen via meteorologie, de techniek van de bliksemafleider en ons verzekeringspakket. Geen van die invalshoeken echter bevredigden mij en ze maakten van deze raadselachtige psalm een ingewikkeld geheel.

Psalmen zijn er om te zingen en via de gezongen versie, in de berijming van 1967, kwam ik misschien iets op het spoor om over door te denken. Over hoe deze psalm kan klinken in onze crisis van het rondwarende virus, verwarrende antwoorden daarop en analyses erover en de chaos die er omheen ontstaat door bestuurders die lijken te sturen in de mist. Omdat we zo weinig weten en begrijpen van wat ons anno 2020 overkomt, lijken we overigens soms weer terug te vallen in die angst die lijkt op die van onze voorouders voor het onweer en Thor die zijn hamer naar de aarde slingert.

Psalm 29 is geen bange psalm. Geen psalm die je zingt met je hoofd tussen je knieën, opgerold in het open veld omdat je bang bent dat de bliksem je treft. Dat zingt sowieso niet best overigens. Nee psalm 29 is veeleer een lied met uitroeptekens. Een groot loflied op de HEER, de God van Israël die zich niet weg laat drukken tot een bepaald poëtisch terrein waar we hem nog wel hebben kunnen. Een God die zichzelf heeft laten inpakken in mooie woorden, zoetsappige liedjes en intelligente theologie. Deze psalm betrekt God op de totale werkelijkheid van het leven, waar ook voluit plaats is voor donder en bliksem, het ongerijmde en verschrikkelijke, zelfs het gewelddadige van de werkelijkheid van onze wereld.

Deze psalm vraagt wel om gebogen knieën, omdat we erkennen moeten dat we niet veel begrijpen van wat ons nu overkomt. Dat we het moeilijk vinden om nog iets over God te zeggen als de statistiek van reproductiegetallen ons lijkt te regeren. Toch willen we het proberen; erkennen dat God HEER is die koning is over de chaos van de natuur, de wereld en van ons leven. En met dat we dat erkennen, kunnen we misschien ook zachtjes en dankbaar zingen dat deze vreemde God met zijn donder en bliksem toch een soort orde schept in de chaos. Wij zijn niet losgelaten in een donker bos, een brij van wetenschap, sturen in de mist en bestuurlijk gok werk. Hij is er helemaal bij, dringt erin door. Daarmee begrijpen we er nog niets van, maar houden we het erop dat het Hem niet uit de hand loopt.

Ardin Mourik, 4 augustus 2020