Het kerkgebouw van de Kruiskerk

Al ruim vóór 1940 was duidelijk dat, naast de Dorpskerk, hervormd Amstelveen een nieuwe centrale kerk nodig had, maar verdeeldheid en gebrek aan middelen vertraagden een besluit. Eerst ging men, toen de gereformeerden hun Pauluskerk openden (1937), het vrijgekomen wijkgebouw Bethel aan de Amsterdamseweg gebruiken. In 1941 werd een nieuwbouwfonds gesticht, dat vooral in de oorlogsjaren flink groeide. De pasbenoemde ds. Mijnarends (1945) bleek een stimulerende voorganger en ijverige bouwpastor.

De Kruiskerk met dienstgebouwen en voorplein is in 1949-1950 gebouwd door de architect en latere hoogleraar bouwkunde ir. Marius Duintjer. Het is de eerste van de zes naoorlogse kerken van zijn hand, waaronder de ‘Kolenkit’ in Amsterdam-West. Duintjer zocht in zijn ontwerpen naar een middenweg tussen modernisme en traditionalisme (’shake-hands’). Na de bouw van de Kruiskerk heeft C.P. Broerse, directeur van de gemeentelijke plantsoenendienst, de parkaanleg rond de kerk ontworpen. Volgens Duintjer moesten kerk en samenleving letterlijk in elkaar overvloeien en mochten er geen erfafscheidingen tussen de eigendommen van de gemeentegronden en eigendommen van de kerk komen. Het exterieur en interieur van de kerk vormen samen een totaalontwerp.

De kerk bestaat uit een aantal bouwdelen: de dienstgebouwtjes aan het voorplein, het torenfront met twee torens en portaal en daarachter de eenbeukige kerkzaal. De kerk heeft een staalskelet, gevels van rode bakstenen en een pannendak. Het exterieur wordt, naast de twee markante torens, gekenmerkt door de kerkzaal die over de gehele lengte bestaat uit driehoekige aanbouwtjes, waardoor een zigzaggende plattegrond ontstaat. Hierin bevinden zich bijna duizend kleine raampjes, die het interieur voorzien van een bijzondere lichtval. De kerk dankt hieraan zijn bijnaam ‘de kerk met de duizend ramen’.

De pilaren van de kerkzaal zijn versierd met schilderingen door de kunstenaar J. Ooms. Zij tonen o.a. de twaalf apostelen en andere symbolen uit bijbelse verhalen.

In 1951 werd De Kruiskerk in gebruik genomen. Niet iedereen was gelukkig met het als gedurfd beschouwde ontwerp, maar in de pers kreeg de Kruiskerk veel aandacht. Naast kritiek (op de kleine raampjes) was er veel waardering : “Deze kerk is zeer bijzonder. De ruimtewerking is een totale verrassing…”. En in Vrij Nederland schreef Rein Blijstra: “Het interieur vooral vaagt alle gedachten aan ‘iets van vroeger’ weg: de merkwaardige ijle stemming, vrolijk tintelend en spiritueel, kweekt in de eerste plaats ontvankelijkheid… Het komt natuurlijk door die gekke raampjes (…) het is de harmonie van het geheel die ons de indruk geeft, dat het zo moest en niet anders”. Natuurlijk vielen ook de elementen op die aan rooms-katholieke kerken deden denken: het grote kruis boven de buitendeur, de schilderingen op de pilaren en de knielbanken, maar echte protesten schijnt dit niet opgeleverd te hebben. Boven de buitendeur staat ook in grote letters te lezen “Jezus Christus is Heer”.

In 2004 zijn de bijruimtes van de kerk uitgebreid, zonder gevolgen voor het vooraanzicht van de kerk.

De kerk is in 2011 aangewezen als Rijksmonument.

De kerk beschikt over twee orgels en een vleugel (meer info zie instrumenten).